Rhabdocoela of platwormen

{flike}

Bron: Maandblad van De Glasbaars, Den Helder

Deze wormen komen in vrijwel elke bak voor. Meestal worden ze in de aquaria geïntroduceerd door planten, stenen en grind/zand. Vaak worden ze niet of slechts zelden opgemerkt, omdat de aantallen laag zijn en ze voornamelijk in de bodem leven. Ze zijn ongevaarlijk voor onze diertjes. Veel mensen zien ze aan voor planaria, maar het zijn geen planaria. Ze zijn ook ongevoelig voor de middelen Flubenol en Panacur waarmee planaria bestreden kunnen worden.

De in ons aquarium voorkomende witte platworm behoort tot de Turbellaria. (trilhaarwormen).

Ze vormen volgens de traditionele indeling van de platwormen een klasse waarin groepen zijn verenigd die geen exclusief parasitaire leefwijze hebben. Hiervan zijn ongeveer 4500 soorten die in grootte variëren tussen de 1 mm en 60 cm lichaamslengte.

De in ons aquarium voorkomende witte platworm heeft geen duidelijke kop, maar soms zijn oogvlekken zichtbaar. Ze zijn ongeveer 1,5 tot 5 mm lang. De doorsnede is plat-ovaal (dus niet rond). De mondopening zit aan de buikzijde. Ze bewegen kruipend/glijdend. Ze kunnen zich door deling of eieren voortplanten. Ze komen wereldwijd voor in zowel zoet als zout water.

Deze wormen eten bacteriën en andere micro-organismen. Sommige soorten eten ook jonge (nog zeer kleine) slakken. Voor garnalen, kreeften en vissen zijn deze wormen ongevaarlijk. Ze eten ook eiwitrijk voer, zoals vlokvoer en dierlijk diepvries voer.

Vaak kruipen deze wormen over de ruiten van de bak, zoals slakken. Vooral in bakken in de opstartfase kunnen ze in zeer grote aantallen voorkomen. Bij uitbundig voeren met eiwitrijk voedsel, nemen ze ook in aantal toe. Onder een microscoop of een uitvergrootte foto is goed te zien dat ze niet, zoals planaria, een duidelijke kop hebben.

Bestrijding is eigenlijk niet nodig. Ze zijn immers onschadelijk voor onze diertjes. Deze wormen worden graag gegeten door vissen en andere rovers o.a. kreeftjes en garnalen behorend tot de Palaemonetes-soorten en sommige kleinere Macrobrachiums. Vermindering van voeren zorgt er in de regel voor dat ze vanzelf verdwijnen. Je raakt ze echter nooit voor 100% kwijt.