Aponogeton elongatus

{flike}

Bron: Maandblad van De Kempvis, Valkenswaard

Als er één plant is in de liefhebberij waarover veel onjuistheden zijn gepubliceerd, dan is dat wel Aponogeton elongatus. Het lijkt allemaal zo eenvoudig: in het bestand dat de liefhebbers met min of meer succes houden is er maar één die een éénassige bloeiwijze heeft en die bovendien stralend geel gekleurd is. Toch kom je, als je de artikelen in “Het Aquarium” napluist, plaatjes tegen van A. elongatus, die echt meer op A. undulatus lijken. Als dan ook nog het profileren (jonge planten maken op de bloeiwijze) ter sprake komt, ben ik er haast wel zeker van dat het niet om A. elongatus gaat.

De meeste auteurs geven aan dat de plant niet moeilijk te houden is. Wat betreft het kweken op de lange duur (en dan bedoel ik op echt lange termijn, zeg minstens een jaar of vijf, zonder dat de plant achteruit gaat) kan ik dit echter niet bevestigen. Toen Harry van Bruggen mij vroeg of ik twee exemplaren van A. elongatus wilde huisvesten en ook nog een poging wilde aanwenden deze te vermenigvuldigen hoefde ik daar niet lang over na te denken. Het enthousiasme werd wel iets getemperd toen ik er achter kwam dat het de forma longifolius betrof. Deze forma heeft nogal stevige afmetingen: vijftig centimeter voor de bladsteel en een bladschijf van dezelfde afmeting of zelfs nog wat langer. De bladeren liggen op allerlei manieren langs de oppervlakte en nemen veel licht weg.

Dat past in geen enkele fatsoenlijke plantenbak van een Hollandse aquariaan. Daar ik echter gefascineerd ben van geïmporteerde planten, zeker als ze zeldzaam zijn, mocht de plant blijven. Zoals reeds gezegd, bij de meeste Aponogetons, afgezien van bijvoorbeeld A. crispus, blijft het moeilijk ze langere tijd in leven te houden.

Een van het tweetal heeft helaas spoedig het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. De andere leefde lang en gelukkig, nog steeds (denk ik).

Ik citeer H.C.D. de Wit (Aquariumplanten bladzijde 117). De wortelknol één à twee centimeter in doorsnede. Alle bladeren ondergedoken, glanzend lichtgroen, dun met een tien centimeter lange bladsteel, bladschijf dertig à vijftig centimeter lang en drie à vijf centimeter breed, aan de rand sterk gegolfd, naar de voet allengs smaller. Zoals reeds gezegd: in de bladsteel zit het venijn. Deze haalt met gemak vijftig centimeter. Bij het beschrijven van de diverse groeivormen geeft ook de Wit aan: forma longifolius: bladsteel tot vijftig centimeter. Jammer, geen aquariumplant dus. Van deze forse forma en zijn wat kleiner blijvende verwanten vindt u in “Het Aquarium”, jaargang 41, bladzijden 110 tot en met 113 een beschrijving annex determinatietabel. Eén ding wil ik hier nog aan toevoegen: het blad heeft een ondoorzichtig oppervlak, in tegenstelling tot veel Aponogetons die een transparant glazig uiterlijk hebben.

Uitlopen deden de knollen vlot, elk blad werd een fors stuk langer dan zijn voorganger en spoedig was de wateroppervlakte bereikt. Ik begon dus al te denken dat de cultuur met deze soort wel mee zou vallen. Dat was redelijk voorbarig: als er maar iets aan de watersamenstelling veranderde stootte de plant flink wat bladeren af. Aanvankelijk dacht ik ook aan voedselgebrek. De bodemgrond bestond uit grind van twee à drie millimeter en Doplarit volgens de gebruiksaanwijzing. De KH van het aquariumwater was 5 en de pH varieerde tussen 6,5 en 6,8.

Een A. crispus heeft het in dit aquarium acht jaar uitgehouden zonder dat ik de knoI opnam en heeft in die periode ontelbare bloeiaren gegeven. Deze plant was in de groeiperiode ruim zeventig centimeter lang en had dan zeer veel bladeren. Dat is mij echter bij de A. elongatus nooit gelukt, tot mijn ergernis mag ik wel zeggen. Met het overplaatsen in een andere bak bereikte ik geen verbetering. Wat wel lukte was het verkrijgen van veel zaden. Dat was bijzonder gemakkelijk ondanks het feit dat mij verteld was dat de plant niet op zelfbestuiving reageert. Even met een penseel over de regelmatig verschijnende bloeiwijzen en er vond zaadvorming plaats, zo dicht als de haren op een hond. Het kiemen was ook geen probleem, het leek eerder een lastig onkruid. Maar dan, verder dan een centimeter of drie kwam er bijna geen. Van de weinige die wel verder kwamen heeft er slechts één gebloeid en ook weer zaad gezet.

Dit exemplaar bereikte trouwens al even formidabele afmetingen als de ouderplant. Ook het verplanten van de zaailingen (zoals nogal eens wordt aanbevolen) mocht niet baten. Een cyanobacteriënplaag maakte tijdelijk een eind aan de pogingen. Momenteel bloeit de oude plant volop en is er nog een goed groeiende jonge plant over. Het zou echter best eens kunnen zijn dat de jonge planten bij mij te warm staan. Zelfs zonder extra verwarming komt de temperatuur zelden onder de vijfentwintig graden Celsius. Dat zou gezien de bakermat van deze plant, Oost-Australië in de buurt van Sydney, best eens te warm kunnen zijn. Mogelijk moeten deze planten een koele periode hebben waardoor ze in rust gaan. Intussen zijn de oude planten verhuisd naar een lid van de werkgroep aquatische planten die een kasje heeft dat in de winter koel is. Ik ben natuurlijk bijzonder nieuwsgierig of dit resultaten geeft. In dat geval zullen deze ongetwijfeld in ons bondsblad verschijnen.

Naschrift redactie A.V. Natuurvrienden, Zwolle: het rusten van een knol van de Aponogeton kan ook op de volgende wijze. De knol in een plastic zakje stoppen en dat lucht- en waterdicht afsluiten. Daarna het zakje met de knol een week of drie in de koelkast leggen. Na die periode kan de knol weer geplant worden en zal dan snel gaan uitlopen. Op kraanwater groeide de plant later uitstekend, maar bleef wel erg gemakkelijk blad verliezen.