De watervlo

{flike}

Door: R. Haupers-Auwers
Bron: Maandblad van Paluzee Zoetermeer

Watervlooien behoren tot de kreeftachtige en zijn in de verte verwant aan krabben en garnalen. De grootste onder hen zijn zo'n halve cm groot. Watervlooien bewegen zich met schokken door het water. En zoals vele andere waterdieren trekt de watervlo in de loop van de dag naar beneden en dan weer naar de oppervlakte van het water. Bij het vallen van de avond gaat deze beweging omhoog, maar tijdens de nacht zakt de hele wolk vlooitjes langzaam omlaag en komt dan pas bij zonsopgang terug naar boven. Als de zon feller begint te schijnen trekken de diertjes weer naar beneden. Dit bewijst dat de watervlooien wegzwemmen van plaatsen waar er te veel koolzuur en te weinig zuurstof in het water is, door de verwarming van de zon.

Watervlooien voeden zich met bacteriën en eencellige wieren uit het water. Door steeds grote hoeveelheden water te filteren kunnen ze zich voldoende voeden. Zo komt het dat we steeds de meeste watervlooien zullen aantreffen op die plaatsen, waar zich ook de meeste wieren bevinden.

Één van de opmerkelijke dingen uit de levenscyclus van watervlooien is dat de vrouwtjes de eieren in een broedbuidel onder het lichaam dragen. Soms worden er eitjes gelegd die erg goed tegen uitdrogen en bevriezen kunnen en die soms jaren en maanden later nog uit kunnen komen. Een andere bijzonderheid is, dat alleen op bepaalde gunstige tijden de mannetjes verschijnen. Doordat de eitjes niet bevriezen, komen ze goed de winter door om dan in het voorjaar uit te komen.

Het opmerkelijke is dat er enkel een generatie van uitsluitend vrouwtjes wordt geboren. Deze vrouwtjes maken nu een aantal vervellingen door en worden bij iedere nieuwe vervelling wat groter. In het begin gebeurt dat dagelijks en in hun hele leven gemiddeld 17 keer. Na 5 á 7 vervellingen legt het vrouwtje zo'n 30 eieren, die zich ontwikkelen zonder bevrucht te zijn. Naarmate het water warmer wordt en er meer wieren komen neemt het aantal vrouwtjes ook toe. Hierdoor ontstaat er stilaan een voedseltekort en dan komen de mannetjes uit, die maar half zo groot zijn als de vrouwtjes. Die heerschappen bevruchten nu een deel van de gelegde eitjes en die eitjes zullen op hun beurt de winter moeten doorkomen, want hiervan hangt het voortbestaan van de soort af. Nog een bijzonderheid is dat, hoe warmer het water, dus hoe minder zuurstof, hoe roder de vlooien. Dit komt omdat in zuurstofarm water, de vlo 12 maal zoveel hemoglobine produceert en dit komt dan tot uiting in de rode kleur van de diertjes.