Melanotaenia boesemani

Door: J. P. Daim, Vertaling: J. Verhoeven, Bron: Zilverhaai, Beringen

De Melanotaenia boesemani lijkt op het lelijke jonge eendje van de fabel! Mat en grijs wanneer hij jong is, maar hij wordt magnifiek bij het ouder worden. Het is geen geheim meer. En wanneer een vis zich met de kleuren van de regenboog bekleedt, en hij niet te veel eist, en zich nog gemakkelijk voortplant, is het een welkome gast voor het aquarium. Gedurende een lange tijd, tussen de Melanotaeniides, die trouwens inbegrepen waren in de Atherinidae (soorten Bedotia, Telmatherina, enz.) circuleren er in de aquaristiek de namen van Melanotaenia maccullochi, M. fluciatilis en M. nigrans, de laatste is een soort die zeker nooit geïmporteerd werd. Dan in de jaren '70 en '80 veranderde alles. 

Vele andere Melanotaeniidae werden ontdekt, sommigen waren bijzonder interessant om in een aquarium te houden. Die laatste veroverden beetje bij beetje Frankrijk, maar dit ging duidelijk trager dan men verwachte. Deze aarzeling vanwege de Franse aquarianen en kleinhandelaars, is voor een groot deel te wijten aan de slechte kennis van de vissen. Inderdaad, in de bakken van de winkels, waar de vissen aan stress en een vreemde omgeving waren blootgesteld, konden ze zich niet met hun mooiste kleuren tooien. Deze nog weinig gekende vissen zijn nochtans prachtig. Hun Engelse naam is vanzelfsprekend "Rainbow fishes", wat natuurlijk regenboogvissen betekent.

De afwisseling van kleuren, de weerspiegeling van de schubben die veranderen en de vele kleine verschillend gekleurde puntjes op het kleed van de vele andere soorten, zijn zo vele redenen om deze benaming te rechtvaardigen. Regenboogvissen afkomstig uit Australië, uit Papoea-Nieuw-Guinea en uit de Irian Jaya (noordelijk deel van het eiland Nieuw-Guinea onder Indonesische regering), zijn momenteel het onderwerp van een grondige studie.

Deze studie zal langdurig zijn, want Australië is een uitgestrekt werelddeel en vele ongekende soorten zijn ieder jaar ontdekt. De reden van deze onwetendheid is te wijten aan hun verschillende biotopen, vaak moeilijk bereikbaar gedurende de lange regenperiode. Vele soorten leven in ondoordringbare jungles ( zeker in Nieuw–Guinea), in bronnen of in woestijnachtige gebieden. Daardoor zijn er niet veel gegevens over biotopen bekend, en waarschijnlijk ook nog veel soorten te ontdekken.

Tot nu toe kunnen we een groot aantal soorten bekomen in Frankrijk. Deze vissen verdragen de belangrijke daling van het opgeloste zuurstofgehalte niet, en reizen dus zeer slecht op lange afstanden. Een geluk, want bijna alle Melanotaenia's, beschikbaar bij de Franse kleinhandel, komen van een kwekerij van dezelfde nationaliteit.

Deze vissen verwonderen steeds de amateurs, niet alleen door hun kleurenpracht maar ook door hun levenswijze. Hun aanpassing is nogal opmerkelijk. Naargelang de soort, bevolken ze de rivieren, beken, meren, moerassen, in zilt water of aan de uitmonding van de rivieren. Andere zijn zelfs volkomen aangepast aan de zoute omgeving. Sommigen werden gevangen in zee langs de kusten of koraalriffen. Zelfs de eerste ontdekkingen werden in zee gedaan en niemand dacht dat de meeste leden van die familie in zoetwater leefden. Tegenwoordig telt de familie van de Melanotaeniides meer dan 80 soorten verspreid in 9 types. Maar wie kan er bevestigen dat er in de volgende jaren geen nieuwe types zullen zijn en dat de soorten zich niet zullen vermenigvuldigen?

De aquarianen zullen zeker meer en meer horen van Cairnsichtys, Chilatherina, Glossolepis, Iriatherina, Melanotaenis, PopondeIa, Pseudomygil en Rhadinocentrus. De drie soorten die men tegenwoordig het vaakst tegenkomt in de handel zijn Iriatherina, Melanotaenia en Glossolepis.

Laat ons hier nu verder gaan met de Melanotaenia boesemani, een echt juweel van deze verre landen. Het eerste contact met deze vis in een zeer heldere bak bij de handelaar is een beetje teleurstellend. Het is nauwelijks mogelijk de mannelijke exemplaren van de vrouwelijke te onderscheiden. Tevens zijn ze bleek en weinig lichtgevend. Doch wanneer men dezelfde vissen in een aquarium plaatst met schaduwzones nemen ze in korte tijd zeer aantrekkelijke kleuren aan. Enkele dagen tot enkele weken later, als de gegeven condities goed zijn, zal het succes totaal zijn.

Het model van de inkleuring is helemaal verbazingwekkend: de vis lijkt in tweeën gedeeld, verticaal. Het voorste gedeelte hoog blauw nogal licht, heeft brede citroen gele schubben in een band, vormend van het achterste van de kop tot in het midden van het lichaam. 

Deze band is altijd boven de zijdelingse lijn gelegen. Het achterste van het lichaam is oranjegeel in ongeveer uniforme zijde. De aarsvin, van dezelfde kleur, zeer smal, strekt zich van de basis van de buikvinnen tot de steel van de staart uit. De staartvin, eveneens geel, is meer doorzichtig bij de vrouwtjes, elders altijd lichter en minder blauw. Twee rugvinnen zijn merkbaar, op de manier van onze Europese baarzen. De buikvinnen zijn donkerder bij de mannelijke vis. Mettertijd zullen de kleuren versterken en het is vanaf 1 jaar dat de vissen schitteren in heel hun glans. Met als premie een merkwaardige intensiteit bij de legtijd. Beschreven in 1980, Melanotaenia boesemani werd voor het eerst geïmporteerd in Europa door Bleher (Duitse Bondsrepubliek) in 1982. Hij werd tot nog toe alleen maar tegengekomen in de meren Ajamuru gelegen in het centrum van het Vogelkopschiereiland op het uiterste noordwesten van Irian.

Deze meren bevinden zich aan de bronnen van de Ajamuru rivier die uitstroomt in de Kais rivier. Hij leeft langs de oevers, tussen de planten, stronken en dode takken. Het is een tropisch klimaat en de temperatuur van het water is gelegen tussen 27 en 30 graden. Deze vis voedt zich met kleine insecten, maar vooral met hun larven. Deze zeer vreedzame soort is volkomen geschikt voor het gezelschapsaquarium.

De boesemani is een Melanotaenia die men in een groep van minstens 6 stuks dient te houden. En meer, een Melanotaenia, dat beweegt. Een bak van 300 liter of meer is dus perfect om vissen van deze familie te verzorgen. De vissen voelen zich op hun gemak. Maar als men maar over een bak van 150 liter beschikt (zeker niet minder!), kan men er tijdelijk de vissen in plaatsen. De heersende mannelijke vis laat regelmatig zijn autoriteit gelden zonder zich tiranniek te tonen. De wedstrijd vervolgingen die hij met de andere mannelijke vissen doet, zijn zonder gevaar en dient eigenlijk alleen maar om de vrouwelijke vissen te imponeren, die hij onmiddellijk daarna even komt aanraken.

In het gezelschapsaquarium houdt hij zich helemaal niet bezig met de andere inwoners, zelfs niet met de kleine. De boesemani is een niet te vermoeien zwemmer, hij heeft vrije zwemruimtes nodig evenals een goede vegetatie.

Wat de kwaliteit van het water betreft, is de boesemani niet bepaald kieskeurig, een hardheid tussen 10 en 25-30 DH verdraagt deze vis goed. De pH houden we net iets boven de 7. Dit bekomen we door elke week 10% van het water te verversen, dit laat eveneens toe de aanwezigheid te beperken van een heleboel twijfelachtige substanties. Doorstroming wordt ten zeerste op prijs gesteld door deze vissen, ook daar ze nogal zuurstof behoevend zijn. In het algemeen hebben de vissen van deze familie geen strikte eisen wat de temperatuur betreft. 22 tot 28 graden Celsius, waarbij 25 graden het meest voorkomende is. Maar de Melanotaenia's aanvaarden al het gewoonlijke voedsel en de boesemani onderscheidt zich op dit punt niet van anderen. In het kort , hij is gemakkelijk te voeden, als de voeding maar goed gevarieerd is. Zo zal men ze ook klaar krijgen voor de voortplanting.

Het kuitschieten is spectaculair en heeft plaats tussen de planten. Wanneer een vrouwelijke vis rijp is, volgt het mannetje haar door het aquarium. Zijn kleuren versterken zich sterk tot zeer blinkend donkerblauw. Het achterste van het lichaam wordt oranje. Om het vrouwtje te verleiden neemt hij een zeer aparte houding aan. Hij zwemt aan haar zijde, al zijn vinnen uitgestrekt, zodanig dat ze hem niet uit het oog kan verliezen. Het afzetten van de eieren gebeurt in de planten op de manier zoals de tetra's. De eieren zijn een beetje overal in het aquarium verspreid.

Om een goed resultaat te hebben plaatst men een koppel of 1 mannetje en twee vrouwtjes in een bak van 60 tot 80 liter met javamos als afzetsubstraat. Men gebruikt water met dezelfde waarden als hierboven beschreven, de temperatuur laten we oplopen tot 28 graden. De vissen leggen hun eieren in enkele dagen, deze komen uit na 7 tot 10 dagen. Men haalt de ouders weg, 6 dagen nadat we ze in de kweekbak hebben gelaten. De pas uitgekomen jongen teren nog 4 tot 5 dagen op de resten van hun dooierzakje. Vanaf vrij zwemmen voedt men ze met infusie.

Na een week kunnen ze artemia naupliën aan. Als bij alle Melanotaenia's verloopt de groei traag. Waterverversingen moeten regelmatig zijn, ongeveer een derde van de bak per week. Zo bevorderen we de groei en vermijden de vervuiling, veroorzaakt door teveel aan voeding. De jongen blijven lang lichtgrijs en mat, met een strook in de lengte donker grijs. Daarna beetje bij beetje komen de kleuren van de regenboog tevoorschijn. Deze zullen steeds duidelijker worden de volgende maanden.