De monsterachtige meerval komt er aan

{flike}

Bron: Maandblad van Natuurvrienden, Zwolle

Monsterachtige meervallen van een kleine drie meter zijn straks een normaal verschijnsel in de Nederlandse rivieren, zo voorspellen kenners. Met gemak happen ze een levende eend uit het water en het wordt zelfs niet uitgesloten gehouden dat de roofvis ook een gevaar voor de mensen kan gaan opleveren. De visduivels, zoals de dieren vaak worden genoemd, zwemmen veelal via het Rijn-Main-Donau kanaal vanuit OostEuropa naar het westen. Nu nog duikt het monsterachtige dier sporadisch op in Neerlands wateren, maar het aantal vangstmeldingen van vooral “jonkies” neemt hand over hand toe. Het zal de Culemborgse sportvisser en biologieleraar J. Borgstein niet verbazen als de “Silurus glanis” zwemmende kinderen te grazen gaat nemen.

'Ik denk dat die dieren zich tussen de kribben gaan nestelen. De omstandigheden zijn daar ideaal, ondiep en relatief warm water. Meervallen slapen overdag in de modder en ik denk dat we nog rare dingen gaan beleven als je tijdens een zomers zwempartijtje per ongeluk op zo'n dier gaat staan’ voorspelt Borgstein. Een klein meervalletje van anderhalve meter heeft in ieder geval geen enkele moeite met een brasem van een halve meter. Die is in één hap weg. Borgstein heeft een meervalletje van bijna een halve meter uit de Lek gehaald. Een “tweezomerig” visje (ze kunnen 15 jaar oud worden) dat al een keer een vinger van Borgstein ernstig ontveld heeft. Natuurlijk weet Borgstein dat de meerval in Nederland tot de beschermde diersoorten behoort en vandaar dat hij het dier intussen heeft teruggezet. Juist het feit dat het dier beschermd is zal er voor zorgen dat ze hier echt groot gaan worden.

Binnenvisser W. Hol uit Beneden-Leeuwen signaleert ook steeds vaker meervallen in zijn netten. Onlangs had hij er nog twee van meer dan een halve meter. 'Het water wordt steeds schoner en dan komen die soorten weer terug', weet Hol, die als één van de weinige in Nederland zijn brood nog op de binnenwateren verdient. 'Ze worden ook met het jaar groter lijkt het wel'.

Ook de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) in Nieuwegein krijgt steeds meer meldingen. Tegelijkertijd zegt voorlichter O. Terlouw van de OVB dat hem geen gevallen bekend zijn in binnen- of buitenland van aanvallen op mensen. Borgstein schiet in de lach: die kleine heeft mij in mijn hand gebeten. En in een OVB-bericht staat een verhaal van een duiker, die het er op het nippertje levend vanaf bracht toen hij te dicht in de buurt van het broedsel van een meerval kwam. Dat gebeurde ergens in de Donau waar volop meervallen zitten.

Zowel Terlouw als Borgstein dissen met groot gemak “”verhalen” over de meerval op. Met regelmaat sleuren de monsters schapen en katten 'naar beneden. Vroeger zouden meervallen met enige regelmaat zelfs huisvrouwen hebben verorberd die de was in de rivier uitspoelden. Van enig visserslatijn zal wel sprake zijn. Maar zulke verhalen komen niet zomaar in de wereld, beamen beiden. Terlouw vermoedt dat deze “verhalen” ontstaan, omdat een meerval er nog prehistorisch uitziet. Groot, aalachtig met acht bekdraden. Een grote bek zonder tanden. In plaats daarvan heeft hij twee raspplaten, platen met een heleboel kleine tandjes, vergelijkbaar met heel grof schuurpapier. Zijn prooi slikt hij in één hap naar binnen en dat gaat nogal luidruchtig en vaak aan het wateroppervlak. Dat kan nogal angstaanjagend zijn.'

Om een of andere voor iedereen onduidelijke reden is er in de ringvaart om de Haarlemmermeer en in de Westeinder Plassen altijd een meervallenpopulatie geweest. Maar het was altijd een piepkleine populatie.

Af en toe werd er één per ongeluk gevangen. De grootste die in Nederland ooit aan land is gebracht was 1,70 meter lang. De laatste jaren hebben wij de indruk dat de populatie daar behoorlijk is uitgebreid,’ meldt Terlouw.

Mogelijke oorzaken voor de komst van de meerval naar de vaderlandse binnenwateren zijn de warme zomers. De meerval plant zich het beste voort in relatief warm water. De OVB vermoedt ook dat vissers kleine meervalletjes meebrengen naar Nederland en ze in afgesloten plassen uitzetten.

Verder speelt de natuurontwikkeling in de uiterwaarden een rol. Daardoor komen er steeds meer geschikte plaatsen om eitjes uit te broeden. 'Holle oevers en drijvende rieteilanden, daaronder komen de eitjes het beste tot ontwikkeling', vertelt Terlouw. Wat verder waarschijnlijk een rol speelt is overbemesting door boeren. De overtollige meststoffen komen in het water, waardoor planten dood gaan en brasem en andere witvissen beter gedijen.

Roofvissen in Nederland zijn niet ongewoon. Gemiddeld één keer per jaar komt er bij de OVB een melding binnen van iemand die aangevallen is door een snoek. Meervallen verschillen aanmerkelijk van snoeken. Ten eerste zijn ze veel groter en ogen ze monsterachtig. Een ander groot verschil is dat de snoek hetzelfde dag-en-nacht ritme aanhoudt als mensen, terwijl de meerval overdag slaapt en 's avonds en 's nachts zijn rooftochten houdt. Snoeken jagen doorgaans onopgemerkt door mensen, terwijl meervallen hun prooi naar de oppervlakte jagen en hem daar te pakken nemen.

Oost-Europese beroepsvissers maken met een 'kwakhoutje' handig gebruik van het feit dat meervallen aan de oppervlakte op jacht gaan. 'Met dat houtje maken vissers een 'kwaakgeluid' waarmee ze het geluid van een jagende meerval nadoen. Andere meervallen blijken daarop af te komen in de hoop dat er wat te halen valt,’ meldt Terlouw. Borgstein weet zelfs dat vlak boven het water hangende kippen in het Oostblok als lokaas dienen.

Gelukkig houden meervallen niet van zonlicht en slapen ze het liefst op schaduwrijke plaatsen. Precies de plekken waar mensen niet veel komen. Daarom verwacht Terlouw niet dat zwemmers een groot risico lopen door een meerval te worden aangevallen.