De Badis badis, het Blauwbaarsje

{flike}

Bron: Maandblad van Barbus conchonius, Middelburg

Dit kleinood behoort tot de familie der Badidae en komt uit India. Daar leeft hij in stilstaand en langzaam stromend water. Hij wordt zo'n 8 cm en verlangt een onderkomen van minstens 80 cm lang. Het is een vreedzame vis die echt alleen maar in een speciaal aquarium gehouden kan worden. De hoofdreden hiervoor is dat hij zo bescheiden en rustig is dat hij, als hij met andere minder rustige vissen gehouden wordt, niet aan de kost zal komen. Het eten is al op voor dat hij de moed heeft verzameld ook aan tafel te gaan. Hij zwemt in de onder- en middenlaag van het aquarium.

Echt een vis voor mensen die van zichzelf ook rustig zijn en niet houden van het drukke gejacht dat veel andere vissen er op na houden. Zo zie je maar: niet alleen bij honden zie je overeenkomst tussen het karakter van de baas en dat van de hond. Ook bij vissen komt dat verschijnsel voor, ook al realiseren we ons dat niet altijd. Niet dat het Blauwbaarsje helemaal geen ondeugden heeft: als hij met vissen met lange sprieten gehouden wordt, bijv. de Maanvis of de Diamantgoerami, zal hij niet aarzelen zich aan die sprieten te vergrijpen.

Het aquarium voor het Blauwbaarsje moet dicht beplant zijn en voorzien van schuilplaatsen, bijvoorbeeld gemaakt van kienhout. Dan kunnen ze zich terugtrekken als er iets heel erg spannends op tv is. De bodem moet bedekt zijn met fijn zand. De temperatuur moet zo'n 23 tot 26 graden Celsius bedragen, de pH zo'n 7 tot 8, de GH 5 tot 8. Het is niet echt een gemakkelijke kostganger. Hij eet vrijwel uitsluitend levend voer zoals tubifex, meelwormen en in stukjes geknipte regenwormen.

Het mannetje is heel mooi: hij heeft een metalen glans, met veel kleurschakeringen. Hij heeft veel grotere vinnen dan het vrouwtje, dat veel minder mooi van kleur is. Het bepalen van het geslacht is dus geen probleem. Er is ook nog een rode uitvoering van de Badis badis, de Badis badis burmanicus. Die komt uit, u raadt het al, Birma, het huidige Myanmar.

De kweek schijnt tamelijk eenvoudig te zijn. In de kweekbak dient men een bloempot (of een halve kokosnootdop) met een gat erin te plaatsen waarin, als het goed is, de eieren worden afgezet. Als het paartje broedrijp is zal het mannetje achter het vrouwtje gaan jagen. Op zeker moment betrekt ze het onderkomen en zal ze daar de eitjes afzetten. Dan direct de vissen verwijderen. Zo niet: geen eitjes meer en geheel verzadigde vissen. Ook moet een middel aan het water worden toegevoegd om beschimmeling van de eitjes te voorkomen, bijvoorbeeld methyleenblauw. Na een dikke 3 dagen komen de eieren uit, de jongen moeten met fijn opfokvoer zoals infusoriën, pekelkreeftjes en kleine watervlooien worden gevoerd.